Zijn Werken belangrijk ?

Jakobus 2:17-26
17 Dus ook het geloof, indien het de werken niet heeft, is bij zichzelf dood.
18 Maar, zal iemand zeggen: Gij hebt het geloof, en ik heb de werken. Toon mij uw geloof uit uw werken, en ik zal u uit mijn werken mijn geloof tonen.
19 Gij gelooft, dat God een enig God is; gij doet wel; de duivelen geloven het ook, en zij sidderen.
20 Maar wilt gij weten, o ijdel mens, dat het geloof zonder de werken dood is?
21 Abraham, onze vader, is hij niet uit de werken gerechtvaardigd, als hij Izaak, zijn zoon, geofferd heeft op het altaar?
22 Ziet gij wel, dat het geloof volmaakt werd met zijn werken, en het geloof volmaakt is uit de werken?
23 En de Schrift is vervuld, die daar zegt: En Abraham geloofde God, en het is hem tot rechtvaardigheid gerekend, en hij is een vriend van God genoemd.
24 Ziet gij dan nu, dat een mens uit de werken gerechtvaardigd wordt, en niet alleen uit het geloof?
25 En ook Rachab, de hoer, is zij niet uit de werken gerechtvaardigd geweest, als zij de gezondenen heeft ontvangen, en door een anderen weg uitgelaten?
26 Want gelijk het lichaam zonder geest dood is, zo ook is het geloof zonder de werken dood.

Kolossenzen 3:17
17 En al wat gij doet met woorden of met werken, doet het alles in den Naam van den Heere Jezus, dankende God en den Vader door Hem.

Kolossenzen 3:23
23 En al wat gij doet, doet dat van harte voor de Heere en niet voor mensen;

Prediker 9:10
10 Alles, wat uw hand vindt om te doen, doe dat met uw macht; want er is geen werk, noch verzinning, noch wetenschap, noch wijsheid in het graf, waar gij heengaat.

1 Timotheüs 5:8
8 Doch zo iemand zichzelf, en ook zijn huisgenoten, niet verzorgt, die heeft het geloof verloochend, is erger dan een ongelovige.

Genesis 2:15
15 Zo nam de HEERE God den mens, en zette hem in den hof van Eden, om die te bouwen, en die te onderhouden.

Lukas 16:10
10 Die getrouw is in het minste, die is ook in het grote getrouw; en die in het minste onrechtvaardig is, die is ook in het grote onrechtvaardig.

Spreuken 10:4
4 Die met een bedriegelijke hand werkt, wordt arm; maar de hand der vlijtigen maakt rijk.

Spreuken 10:5
5 Die in den zomer vergadert, is een verstandig zoon; maar die in den oogst vast slaapt, is een zoon die beschaamd maakt.

Spreuken 12:11
11 Die zijn land bouwt, zal van brood verzadigd worden; maar die ijdele mensen volgt, is verstandeloos.

Spreuken 12:24
24 Een ieder wordt van de vrucht des monds met goed verzadigd; en de vergelding van des mensen handen zal hij tot zich wederbrengen.

Spreuken 13:4
4 De ziel des luiaards is begerig, doch er is niets; maar de ziel der vlijtigen zal vet gemaakt worden.

Spreuken 14:23
23 In allen smartelijken arbeid is overschot; maar het woord der lippen strekt alleen tot gebrek.

Spreuken 19:15
15 Luiheid doet in diepen slaap vallen; en een bedriegelijke ziel zal hongeren.

Spreuken 20:4
4 Om den winter zal de luiaard niet ploegen; daarom zal hij bedelen in den oogst, maar er zal niet zijn.

Spreuken 6:6-12
6 Ga tot de mier, gij luiaard! zie haar wegen, en word wijs;
7 Dewelke, geen overste, ambtman noch heerser hebbende,
8 Haar brood bereidt in den zomer, haar spijs vergadert in den oogst.
9 Hoe lang zult gij, luiaard, nederliggen? Wanneer zult gij van uw slaap opstaan?
10 Een weinig slapend, een weinig sluimerend, een weinig handvouwend, al nederliggende;
11 Zo zal uw armoede u overkomen als een wandelaar, en uw gebrek als een gewapend man.
12 Een Belialsmens, een ondeugdzaam man gaat met verkeerdheid des monds om;

Spreuken 26:15
15 De luiaard verbergt zijn hand in den boezem, hij is te lui, om die weer naar zijn mond te brengen.

Efeziërs 5:15-17
15 Ziet dan, hoe gij voorzichtig wandelt, niet als onwijzen, maar als wijzen.
16 De tijd afwachtende, terwijl de dagen boosaardig zijn.
17 Daarom wees niet onverstandig, maar begrijp, wat de wil des Heeren is.

2 Thessalonicenzen 3:6-10
6 En wij bevelen u, broeders, in den Naam van onzen Heere Jezus Christus, dat gij u onttrekt van een iedere broeder, die ongeregeld wandelt, en niet naar de inzetting, die hij van ons ontvangen heeft.
7 Want jullie weten, hoe men ons behoort te volgen; want wij hebben ons niet ongeregeld gedragen onder u;
8 En wij hebben geen brood bij iemand gegeten voor niets, maar in arbeid en moeite, nacht en dag werkende, opdat wij niet iemand van u tot last zijn;
9 Niet, dat wij de macht niet hebben, maar opdat wij onszelf u als voorbeeld geven, om ons na te volgen.
10 Want ook toen wij bij u waren, hebben wij u dit bevolen, dat, zo iemand niet wil werken, hij ook niet eet.

Spreuken 24:30-34
30 Ik ging voorbij de akker van een luiaards, en voorbij de wijngaard van een verstandeloos mens;
31 En ziet, hij was gans opgeschoten van distelen; zijn gedaante was met netelen bedekt, en zijn stenen scheidsmuur was afgebroken.
32 Als ik dat aanschouwde, nam ik het ter harte; ik zag het, en begreep;
33 Een weinig slapend, een weinig sluimerend, en weinig handvouwend, al nederliggende;
34 Zo zal uw armoede u overkomen, als een wandelaar, en uw velerlei gebrek als een gewapend man.

Mattheüs 25:24-29
24 Maar die het ene talent ontvangen had, kwam ook en zei: Heer! ik kende u, dat gij een hard mens bent, maaiende, waar gij niet gezaaid hebt, en vergaderende van daar, waar gij niet gestrooid hebt;
25 Ik was bang, ik ben heengegaan, en heb uw talent verborgen in de aarde; zie, gij hebt het uwe.
26 Maar zijn heer, antwoordende, zei tot hem: Gij boze en luie dienstknecht! gij wist, dat ik maai, waar ik niet gezaaid heb, en van daar vergader, waar ik niet gestrooid heb.
27 Zo moest gij dan mijn geld de bankiers gegeven hebben, en ik, terugkerend, zou het mijne weer genomen hebben met rente.
28 Want een ieder die heeft, die zal gegeven worden, en hij in overdaad hebben; maar van diegene, die niet heeft, van die zal genomen worden, ook dat hij heeft.
29 En werpt den nutteloze dienstknecht uit in de buitenste duisternis; daar zal gehuil zijn en knarsing van de tanden.

Download PDF: Zijn_Werken_Belangrijk.pdf